Informatie
Sloeproeien, een sport met een historisch tintje
Sloeproeien is een vorm van boordroeien, waarbij iedere roeier één riem hanteert (in plaats van twee riemen bij het scullen). Er wordt geroeid in originele (gerestaureerde) reddingssloepen en whalers, maar ook in roeisloepen die speciaal voor wedstrijden zijn gebouwd, zoals onze Kuikensloep, de ‘Jan van Riebeeck’. Er zijn 6-, 8-, 10- en zelfs 12-persoons roeisloepen.
Sloeproeien is verbonden met de Nederlandse geschiedenis. De VOC-schepen hadden roeisloepen aan boord. Die sloepen werden gebruikt voor transport van schip naar de wal, of voor het 'uitroeien' van de trossen waarmee afgemeerd werd. Eind 17e eeuw hadden de Nederlandse zeilende walvisvaarders sloepen mee om op de walvissen te jagen. Deze snelle 'whale-boat' sloepen waren voorzien van een harpoen. Op onze koopvaardij- en marineschepen zijn al honderden jaren reddingssloepen aanwezig. In de havens werden eeuwenlang jollen gebruikt door de 'vletterlieden' voor vervoer van mensen of materialen, assistentie bij ankeren en aan- en afmeren, maar ook voor de haringvisserij. Ook het loodswezen kent een rijke historie met sloepen.
Sloeproeien in wedstrijdverband
Waar sloepen waren, waren ook wedstrijden. Op zeevaartscholen, waar sloeproeien één van de verplichte vakken is, worden al sinds de jaren '50 sprintwedstrijden georganiseerd. In de loop van de jaren kwamen er korte en lange prestatietochten bij in Nederland. In 1991 resulteerde dat in de oprichting van de Federatie Sloeproeien Nederland (FSN). De diversiteit in sloepen maakte onderling vergelijken onmogelijk, waarvoor de FSN een 'handicapsysteem’ ontwikkelde. Daardoor kunnen verschillende typen sloepen toch tegen elkaar strijden. Het aantal sloepen dat in Nederland meedoet aan wedstrijden stijgt gestaag en ligt inmiddels rond de 250. Continu komen er meer sloepen bij; fonkelnieuwe of oude modellen die volledig gerestaureerd zijn. Er worden jaarlijks ruim twintig wedstrijden georganiseerd. Steeds meer mensen sluiten zich aan bij de een van de 130 verenigingen of beginnen er zelf een.
Fysiek zware sport
Sloeproeien vergt veel van je lijf, maar ondanks dat hoort bij sloeproeien nog steeds het ‘stoere’ en ‘ruige’ sfeertje van vroeger Na de finish is het tijd voor feest. Menig team neemt tijdens de wedstrijd een kratje bier mee, zodat gelijk na de finish gedronken kan worden op de goede afloop. Dat maakt sloeproeien ook een ontzettend gezellige sport. Wie een keer duizend of vijftienhonderd roei(st)ers heeft meegemaakt in de feesttent na afloop van een wedstrijd, en de sfeer heeft geproefd, wil niets anders meer…
Sloeproeien bij WV De Helling
Hoe het begon
Het Culemborgse sloeproeien is ‘geboren’ in en uit Watersportvereniging De Helling. Een aantal actieve leden was enthousiast thuisgekomen na het bijwonen van een sloeproeiwedstrijd. Daarop werd met een geleende sloep een ‘clinic’ in Culemborg georganiseerd. Het enthousiasme werd er alleen maar groter op, waarna werd besloten een poging te wagen om zoveel enthousiastelingen te vinden dat de aanschaf van een eigen roeisloep gerechtvaardigd was. Die knoop werd in 2011 doorgehakt. Besloten werd om bij bouwer Ron Straver in Deventer een Kuikensloep te bestellen. Op 4 maart 2012 werd de ‘Jan van Riebeeck’ door wethouder Roeland Geertzen gedoopt en konden de eerste – nog wat onwennige – roeikilometers gemaakt worden.
De Kuikensloep
De sloeproei(st)ers van WV De Helling roeien in een Kuikensloep, de ‘Jan van Riebeeck’. Het verhaal van dit type polyester 8-persoons roeisloep, begint op Terschelling. Kees Kuiken werd in 1989 docent aan de hogere zeevaartschool Willem Barentsz en maakte daar een ontwerp voor een 8.20 meter lange sloep die speciaal voor het roeien op de Waddenzee is bestemd. De eerste sloep, Cornelis Douwes, werd met hulp van een aantal zeevaartschoolstudenten gebouwd. Door de inbouw van een dubbele bodem en twee luchtkasten is de veiligheid op open water gegarandeerd. Door de goede resultaten bij wedstrijden werden er daarna sloepen in opdracht gebouwd voor andere teams. Toen Kees Kuiken naar Australië emigreerde, stopte echter de productie van sloepen en werd de mal afgedankt. Via Reeuwijk kwam de mal in Zwartsluis terecht, waar in 2003 de Salland en de Voorganck werden gebouwd. In de jaren na de doorstart van de bouw werden er nog negen nieuwe Kuikens gebouwd. De originele mal wordt nog steeds gebruikt en de productie vindt plaats in Deventer. Na de Kromhout Whalerklasse is de Kuikensloep de grootste eenheidsklasse binnen het Nederlandse sloeproeien. Nu het voortbestaan van dit type sloep is gegarandeerd, kan de Kuikensloep doorgroeien tot een eigen klasse met haar eigen competitie. Inmiddels zijn er al 25 Kuikensloepen in de vaart!
De vereniging
WV De Helling mag inmiddels met recht een ‘omni-watersportvereniging’ genoemd worden. Binnen de club is – naast de sloeproeiafdeling – ook een ‘gewone’ roeitak actief. De watersportvereniging geeft zeilclinics, heeft een zangkoor, een kanogroep, organiseert zeilwedstrijden en beheert een eigen clubschip. WV De Helling telt zo’n vijfhonderd leden. In 2013 nam WV De Helling het initiatief om – via een beheersstichting – pachter te worden van de Culemborgse jachthaven.
Wie was Jan van Riebeeck?
WV De Helling heeft een sterke band met Culemborg. Een naam voor onze Kuikensloep was dan ook snel gevonden: ‘Jan van Riebeeck’. Jan van Riebeeck werd op 21 april 1619 geboren als zoon van de Culemborgse chirurgijn Anthony Jansz. van Riebeeck en zijn vrouw Elisabeth Goverts. Elisabeths vader Govert Anthonisz., notaris en later schepenburgemeester van Culemborg, bewoonde het zestiende-eeuwse pand aan de Achterstraat dat hij rond 1620 grondig zou laten verbouwen. Volgens enkele historici is Jan van Riebeeck daadwerkelijk in het huis van zijn grootvader geboren, omdat Anthony van Riebeeck in 1621, twee jaar na de geboorte van zijn zoon, verklaarde dat hij “dagelix in sijne huisvrou vaders huis verkeert heeft”. Er mag in ieder geval van uitgegaan worden dat Van Riebeeck regelmatig bij zijn grootvader op bezoek kwam.
In april 1639 trad Jan van Riebeeck als onderchirurgijn in dienst van de VOC. Door schipbreuk was hij gedwongen om een aantal maanden op de kust van West-Afrika door te brengen, maar in 1640 bereikte hij alsnog zijn neef Anthony van Diemen in Batavia. Hij werd uitgezonden naar Atjeh, Taiwan, China en Japan en kwam op 10 augustus 1648 aan in Amsterdam, waar hij zich als koopman vestigde. Een jaar later trouwde hij in Schiedam met Maria de la Queillerie en in 1650 werd zijn eerste zoon in Amsterdam gedoopt. Op Kerstavond 1651 vertrok hij met zijn vrouw, hun tweede zoon Lambertus – hun eerste zoontje was inmiddels overleden – en zijn twee nichtjes Lijsbeth en Bastiaentje van Osdorp richting de Kaap.
De Portugees Bartholomeus Diaz had in 1488 de Kaap ontdekt en sindsdien gingen vele passerende zeevaarders kort aan land om de voedsel- en watervoorraad te vernieuwen voordat ze verder voeren naar Oost-Indië. De Heren XVII hadden echter hun zinnen gezet op een permanent verversingsstation en gaven Van Riebeeck de opdracht een fort te bouwen, betrekkingen aan te knopen met de oorspronkelijke bewoners, vers voedsel en water te verstrekken aan passerende compagniesschepen en om de nederzetting snel zelfvoorzienend te maken. Met deze taken in het hoofd ging Van Riebeeck met zijn familie en zijn manschappen aan boord van het schip de Dromedaris, dat samen met de schepen Goede Hope, Reyger, Walvisch en Oliphant een vloot vormde. Op 6 april 1652 bereikte Jan van Riebeeck Zuid-Afrika en stichtte hij Kaap de Goede Hoop.
Wist u dat:
- …er nog steeds een standbeeld van Van Riebeeck in Kaapstad staat en zijn beeltenis op Zuid-Afrikaanse postzegels prijkt?
- …Van Riebeeck dol was op het verbouwen van groente en fruit en hij het groeiverloop nauwkeurig bijhield in zijn eigen tuinalmanak?
- …Culemborg in de 17e eeuw uitgroeide tot een belangrijke havenstad in Midden-Nederland?
- …er in Zuid-Afrika en Culemborg in 1952 met vele festiviteiten werd herdacht dat Jan van Riebeeck 300 jaar geleden voet aan wal zette?
- …en dat voor deze festiviteiten in Zuid-Afrika de complete Culemborgse markt voor de Tafelberg nagebouwd werd?